• za. jul 27th, 2024

Pakistaan krijgt 12 jaar cel voor oproep tot moord op Wilders

Wilders Rabobank pvv Omtzigt kabinet

Table of Contents

De rechtbank Den Haag heeft een 37-jarige man uit Pakistan veroordeeld voor poging uitlokking van moord op politicus Geert Wilders, opruiing en bedreiging.

In een video die in augustus 2018 op YouTube is geplaatst, beloofde hij een geldbedrag aan degene die de heer Wilders zou doden. De rechtbank oordeelt dat voor het plegen van deze feiten alleen kan worden volstaan met een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte krijgt een celstraf opgelegd van 12 jaar.

Video

De verdachte heeft in augustus 2018 een door hem opgenomen video op YouTube geplaatst of laten plaatsen waarin hij belooft een bedrag van 3 miljoen Pakistaanse roepie te betalen aan degene die de heer Wilders zal doden. De verdachte noemt de naam van Wilders niet letterlijk.

Hij spreekt over de organisator van een cartoonwedstrijd en de persoon die de profeet van God heeft beledigd. Volgens de rechtbank blijkt uit het bewijs dat de verdachte daarmee Wilders heeft bedoeld als doelwit. Zo haalde Wilders kort daarvoor de internationale pers in verband met de organisatie van een cartoonwedstrijd met als onderwerp de profeet Mohammed. Dit leidde onder meer in Pakistan tot protesten en demonstraties.

Het beeld van de persoon op de video is door de politie vergeleken met verschillende foto’s op het Facebookprofiel van de verdachte. Op grond van een groot aantal lichamelijke kenmerken concludeert de politie dat de verdachte de persoon op de video is. Ook voor de rechtbank zijn de gelijkenissen zeer duidelijk. De rechtbank neemt de conclusie van de politie over.

Oordeel rechtbank

De rechtbank oordeelt dat de uitlatingen van de verdachte in de video als poging tot uitlokking van moord, opruiing en bedreiging moeten worden gezien. De woorden die de verdachte heeft gebruikt zijn ondubbelzinnig: hij stelt een aanzienlijk geldbedrag in het vooruitzicht om een concrete handeling te verrichten, namelijk het doden van Wilders.

Dit vond plaats in een periode waarin – met name in Pakistan – felle demonstraties tegen Wilders plaatsvonden, waarin Nederlandse vlaggen werden verbrand en ook andere personen opriepen om Wilders om het leven te brengen. Het was dan ook verre van ondenkbaar dat iemand – waar dan ook ter wereld – zich geroepen zou voelen om gevolg te geven aan deze oproep.

De verdachte heeft door zijn handelen in de eerste plaats een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van Wilders. In een periode waarin haat en bedreigingen tegen Wilders vanwege de aangekondigde cartoonwedstrijd al zeer vruchtbare bodem vonden, heeft de verdachte nog meer olie op het vuur gegooid en mensen zelfs aangespoord om Wilders te doden.

Ook vormt het handelen van de verdachte een inbreuk op de Nederlandse democratische rechtsstaat. De uitingen van de verdachte dragen niet alleen bij aan haat en dreiging tegenover Wilders zelf, maar dragen ook het risico met zich dat het vrije woord in Nederland op onacceptabele wijze wordt beperkt en dat leden van de volksvertegenwoordiging niet meer vrij zijn om hun essentiële taak binnen de democratische rechtsorde uit te oefenen.

De rechtbank weegt dit bij het bepalen van de strafmaat in grote mate mee. Met deze straf beoogt de rechtbank ook een voorbeeld te stellen. Niet alleen voor deze verdachte, maar ook voor anderen moet duidelijk zijn dat dergelijke feiten tot zeer hoge straffen kunnen leiden.

De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 12 jaren, precies zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden en legt deze daarom op aan de verdachte.

De uitspraak
ECLI:NL:RBDHA:2023:13579
Uitspraak delen
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
11-09-2023
Datum publicatie
11-09-2023
Zaaknummer
09/208368-22
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – meervoudig
Inhoudsindicatie
Poging tot uitlokking van moord op Geert Wilders, lid Tweede Kamer; eendaadse samenloop met opruiing en bedreiging; videoboodschap YouTube; 3 miljoen Pakistaanse roepie; rechtsmacht; artikel 2 Wetboek van Strafrecht; cartoonwedstrijd; Pakistan.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/208368-22
Datum uitspraak: 11 september 2023
Verstek
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 29 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en hetgeen naar voren is gebracht.
2De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2018 tot en met 27 september 2018 te
’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, en/of te Pakistan,
heeft gepoogd om een of meer anderen door giften en/of beloften te bewegen tot
het plegen van moord op Geert Wilders, door
– een video-opname van zichzelf te (laten) maken, waarin hij een beloning uitlooft
van 3 miljoen Pakistaanse roepie (toen omgerekend ongeveer 21 duizend euro) voor
de dood van Geert Wilders en/of
– (vervolgens) deze video-opname door te (laten) sturen en/of op internet te (laten)
plaatsen en/of te (laten) verspreiden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2018 tot en met 27 september 2018 te
’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, en/of te Pakistan, in het openbaar
mondeling en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door
– een video-opname van zichzelf te (laten) maken, waarin hij een beloning uitlooft
van 3 miljoen Pakistaanse roepie (toen omgerekend ongeveer 21 duizend euro) voor
de dood van Geert Wilders en/of
– (vervolgens) deze video-opname door te (laten) sturen en/of op internet te (laten)
plaatsen en/of te (laten) verspreiden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2018 tot en met 27 september 2018 te
’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, en/of te Pakistan, Geert Wilders heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
– een video-opname van zichzelf te (laten) maken, waarin hij een beloning uitlooft
van 3 miljoen Pakistaanse roepie (toen omgerekend ongeveer 21 duizend euro) voor
de dood van Geert Wilders en/of
– (vervolgens) deze video-opname door te (laten) sturen en/of op internet te (laten)
plaatsen en/of te (laten) verspreiden.
3De bevoegdheid van de rechtbank
Nu is tenlastegelegd dat de feiten waarvan de verdachte wordt verdacht (onder meer) zijn gepleegd te ’s-Gravenhage, is deze rechtbank bevoegd van die feiten kennis te nemen.
4De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De vraag ligt voor of het Wetboek van Strafrecht de bevoegdheid verleent om de feiten die de verdachte worden verweten in Nederland te vervolgen en te berechten (“de zogenaamde rechtsmacht”). Is dat niet het geval, dan is de Nederlandse officier van justitie niet bevoegd om tot strafvervolging over te gaan.
De rechtbank overweegt op dit punt het volgende. In artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht is opgenomen dat de Nederlandse strafwet toepasselijk is op iedereen die zich in Nederland schuldig maakt aan een strafbaar feit. Dat betekent echter niet dat de feitelijke gedraging per se op Nederlands grondgebied moet zijn verricht.
Uit de heersende rechtspraak blijkt dat de Nederlandse strafwet ook van toepassing kan zijn op strafbare feiten waarbij de gedraging geheel of gedeeltelijk in het buitenland heeft plaatsgevonden. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als het gevolg van een feitelijke gedraging op Nederlands grondgebied intreedt en het intreden van dat gevolg een bestanddeel vormt van het ten laste gelegde feit.
In de onderhavige zaak zijn poging tot uitlokking van moord, opruiing tot het plegen van een strafbaar feit en bedreiging ten laste gelegd. De rechtbank gaat ervan uit dat de video hoogstwaarschijnlijk niet in Nederland is opgenomen (maar in Pakistan).
Wel staat vast dat de video in Nederland te zien is geweest en gericht is tegen een in Nederland woonachtig persoon. Daarmee doen de gevolgen, namelijk de kans dat in Nederland iemand tot moord of een ander strafbaar feit overgaat of wordt aangezet, of dat in Nederland de redelijke vrees als gevolge van de bedreiging ontstaat, zich op Nederlands grondgebied en in de Nederlandse rechtsorde voor.
Naar het oordeel van de rechtbank vallen daarom op grond van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht alle ten laste gelegde feiten onder de rechtsmacht van de Nederlandse strafwet.
De rechtbank concludeert dan ook dat de officier van justitie volgens het Wetboek van Strafrecht tot vervolging over kon gaan.
5De bewijsbeslissing
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
5.2
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
5.3
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in augustus 2018 een door hem opgenomen video op YouTube heeft geplaatst of laten plaatsen waarin hij belooft een bedrag van 3 miljoen Pakistaanse roepie te betalen aan degene die de heer G. Wilders (hierna: Wilders) zal doden.
Het beeld van de persoon op de video is door een verbalisant van de politie vergeleken met verschillende foto’s op het facebookprofiel van de verdachte. De verbalisant komt op grond van een groot aantal lichamelijke kenmerken tot de conclusie dat de verdachte de persoon is op de video. De rechtbank acht dit een voldoende overtuigende herkenning, te meer nu ook voor de rechtbank de gelijkenissen zeer duidelijk zijn.
De verdachte noemt de naam van Wilders in de video niet letterlijk. Hij spreekt over de organisator van een cartoonwedstrijd en de persoon die de profeet van God (de rechtbank begrijpt: Mohammed) heeft beledigd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit alle in de bewijsmiddelen genoemde omstandigheden dat de verdachte daarmee Wilders heeft bedoeld. Zo had Wilders kort daarvoor de internationale pers gehaald in verband met de organisatie van een cartoonwedstrijd met als onderwerp de profeet Mohammed, hetgeen onder meer in Pakistan leidde tot protesten en demonstraties.
Ook werd tijdens die demonstraties en in verschillende (video)publicaties in die periode naar Wilders verwezen als de belediger van de profeet Mohammed. Deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, maken dat het voor de rechtbank buiten redelijke twijfel staat dat de verdachte Wilders heeft bedoeld als doelwit.
Naar het oordeel van de rechtbank staat niet ter discussie dat de uitlatingen van de verdachte in de video als poging tot uitlokking van moord, opruiing en bedreiging moeten worden gezien. De woorden die de verdachte heeft gebruikt zijn ondubbelzinnig: hij stelt een aanzienlijk geldbedrag in het vooruitzicht om een concrete handeling te verrichten, namelijk het doden van Wilders.
Dit vond plaats in een periode waarin – met name in Pakistan – felle demonstraties tegen Wilders plaatsvonden, waarin Nederlandse vlaggen werden verbrand en ook andere personen opriepen om Wilders om het leven te brengen. Het was dan ook verre van ondenkbaar dat iemand – waar dan ook ter wereld – zich geroepen zou voelen om gevolg te geven aan deze oproep. Evenmin staat buiten twijfel dat bij Wilders de redelijke vrees kon ontstaan dat hem mogelijk de dood stond te wachten als gevolg van de door de verdachte gemaakte video.
Voor wat betreft de periode waarin de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten plaatsvonden overweegt de rechtbank het volgende. Alhoewel niet exact vaststaat op welke datum de video is gemaakt en op YouTube werd geplaatst, zal dit in ieder geval zijn geweest in de periode vanaf 17 mei 2018 (de dag waarop de cartoonwedstrijd werd uitgeschreven) tot en met 27 augustus 2018 (de dag dat Wilders via een Twitterbericht werd geattendeerd op de video).
5.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 17 mei 2018 tot en met 27 september 2018 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, en te Pakistan, heeft gepoogd om anderen door een belofte te bewegen tot het plegen van moord op Geert Wilders, door
– een video-opname van zichzelf te (laten) maken, waarin hij een beloning uitlooft van 3 miljoen Pakistaanse roepie (toen omgerekend ongeveer 21 duizend euro) voor de dood van Geert Wilders en
– (vervolgens) deze video-opname op internet te (laten) plaatsen en te (laten) verspreiden;
2.
hij in de periode van 17 mei 2018 tot en met 27 september 2018 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, en te Pakistan, in het openbaar mondeling en bij afbeelding tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door
– een video-opname van zichzelf te (laten) maken, waarin hij een beloning uitlooft van 3 miljoen Pakistaanse roepie (toen omgerekend ongeveer 21 duizend euro) voor de dood van Geert Wilders en- (vervolgens) deze video-opname op internet te (laten) plaatsen en te (laten) verspreiden;
3.
hij in de periode van 17 mei 2018 tot en met 27 september 2018 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, en te Pakistan, Geert Wilders heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
– een video-opname van zichzelf te (laten) maken, waarin hij een beloning uitlooft van 3 miljoen Pakistaanse roepie (toen omgerekend ongeveer 21 duizend euro) voor de dood van Geert Wilders en
– (vervolgens) deze video-opname op internet te (laten) plaatsen en te (laten) verspreiden.
6De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
7De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
8De strafoplegging
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking. De verdachte heeft in een video, geplaatst op YouTube, een bedrag van 3 miljoen Pakistaanse roepie uitgeloofd aan degene die de heer G. Wilders, parlementslid van de Tweede Kamer, van het leven zou beroven.
De verdachte heeft zich door dit handelen, schuldig gemaakt aan drie misdrijven, te weten: bedreiging, opruiing en, het meest ernstig, een poging tot uitlokking van moord.
De verdachte heeft door zijn handelen in de eerste plaats een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van Wilders. In een periode waarin haat en bedreigingen tegen Wilders vanwege de aangekondigde cartoonwedstrijd al zeer vruchtbare bodem vonden, heeft de verdachte nog meer olie op het vuur gegooid en mensen zelfs aangespoord om Wilders te doden.
Hierbij neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten een zekere (inter)nationale bekendheid genoot, en hij zich er van bewust moet zijn geweest dat hier een extra aanzuigende, beïnvloedende werking vanuit gaat.
Wilders heeft, niet alleen in zijn aangifte, maar ook ter terechtzitting verklaard hoe groot de impact is van dergelijke misdrijven op zijn werk en privéleven. Zo wordt Wilders al vele jaren in vergaande mate in zijn vrijheid beperkt vanwege continue beveiliging en het wonen in een safe house.
Meer in het algemeen vormt het handelen van de verdachte ook een inbreuk op de Nederlandse democratische rechtsstaat. Eenieder in Nederland, en een lid van de volksvertegenwoordiging in het bijzonder, moet de vrijheid hebben om zich – binnen de grenzen die het recht daaraan stelt – te kunnen uiten zoals hij of zij geraden acht.
De uitingen van de verdachte dragen niet alleen bij aan haat en dreiging jegens Wilders zelf, maar dragen ook het risico met zich dat het vrije woord in Nederland op onacceptabele wijze wordt beperkt en dat leden van de volksvertegenwoordiging niet meer vrij zijn om hun essentiële taak binnen de democratische rechtsorde uit te oefenen.
De rechtbank kent hier bij het bepalen van de strafmaat een groot gewicht aan toe: niet alleen dient vergelding plaats te vinden voor de schade die de handelingen van de verdachte aan Wilders en aan de rechtsorde hebben toegebracht, ook dient een voorbeeld te worden gesteld aan zowel deze verdachte als ieder ander dat dergelijke feiten tot zeer hoge straffen leiden.
Bij dit alles speelt in het nadeel van de verdachte mee dat hij kennelijk op geen enkele wijze verantwoording wenst te nemen voor zijn laakbare handelen. Hij lijkt hier eerder in te volharden, want tot op de dag van vandaag is voornoemde video nog op het internet terug te vinden en uit niets is gebleken dat de verdachte pogingen heeft (laten) ondernemen dit ongedaan te maken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Nederlandse strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte zich in Nederland niet eerder strafbaar heeft gemaakt aan een misdrijf. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte voor zover deze uit het dossier naar voren komen.
De rechtbank houdt er rekening mee dat ten aanzien van de drie bewezenverklaarde feiten sprake is van een eendaadse samenloop. Het gaat immers om één videoboodschap die drie verschillende strafbare feiten oplevert. Dit heeft tot gevolg dat alleen de strafbepaling wordt toegepast waarop de hoogste straf staat, in dit geval poging tot uitlokking van moord. De rechtbank gaat in de onderhavige strafzaak daarom uit van een maximale op jaren te waarderen gevangenisstraf van 20 jaren.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een duur van 12 jaren, zoals door de officier van justitie gevorderd, acht de rechtbank passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
9De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
– 46a, 47, 55, 131, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.
10De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot uitlokking van moord;
ten aanzien van feit 2:
in het openbaar, mondeling en bij afbeelding tot enig strafbaar feit opruien;
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. J.C. U-A-Sai, rechter,
mr. P.G. Salvadori, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 september 2023.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *